Olaf Vunderink schaatst in het KNSB talententeam
Met het pensioen van Ireen Wüst en Sven Kramer is ons land het afgelopen jaar een aantal belangrijke schaatsgrootheden kwijtgeraakt. Maar waar mensen stoppen, staan gelukkig ook weer nieuwe talenten op. Zo is de 17-jarige Olaf Vunderink aardig op weg om de top te bestormen. En dat is ook de KNSB opgevallen! Dit seizoen is de Heinoër daarom geselecteerd voor het regionale talententeam.
De oplettende HoezoHeino-lezer kan zich het artikel over olympiër Robert Vunderink misschien nog wel herinneren. Dik tien jaar geleden blikten we met hem terug op zijn prachtige schaatscarrière met één duidelijk hoogtepunt: de vierde plek op de olympische 10.000 m. Al die jaren later zitten we opnieuw aan tafel met een schaatsende Vunderink, ditmaal zoon Olaf. Hij behoort inmiddels tot de beste junioren van ons land en schaatst daarom in het KNSB Talent Team Midden-Oost, een soort regionaal Jong Oranje. “Ik had nooit verwacht zo snel op dit niveau te komen”, vertelt de bescheiden Olaf daarover. “Natuurlijk maakt dat me trots, want opeens sta je in Thialf samen op het ijs met schaatsers als Kjeld Nuis en Patrick Roest. Dat is toch wel heel erg cool.”
Professioneel
Zijn eerste stapjes op het ijs maakte het schaatstalent natuurlijk aan de hand van zijn vader. Hoe klein hij ook was, zijn vader kende geen genade. “Een stoeltje gebruiken mocht ik niet”, lacht Olaf bij de herinnering. “Hij zei: ‘Kom op, gewoon gaan.’ Ik was meteen verkocht.” Al snel sloot Olaf zich aan bij de Deventer IJsclub en na een paar jaar stapte hij over naar Stokvisdennen, de ijsclub waar Erben en Joep Wennemars groot werden. “Ik kan me de proeftraining daar nog goed herinneren”, vertelt Olaf. “Het was de allereerste training ooit waar ik helemaal kapot van thuiskwam. Ik vond het geweldig.” In de jaren die volgden ontwikkelde het schaatstalent zich dusdanig snel dat hij geselecteerd werd voor het regionale talententeam van de KNSB. En dat was best even wennen. “Alles is natuurlijk enorm professioneel. Van de trainingen tot het omgaan met voeding. Voorheen was het: ‘Nou dat was een leuke training, zullen we nog even een chocomelk drinken?’ Nu trainen we heel specifiek, drinken we een shake na afloop en zijn we bewust bezig met de invloed van voeding. Het is niet dat ik nooit meer snoep hoor, maar als mijn klasgenoten snacks gaan halen bij de supermarkt, sla ik wel vaak over. Dan denk ik: is dit het wel waard? Ik heb ook gewoon krentenbollen in mijn rugzak zitten.” Op het moment van dit interview, staat het nieuwe schaatsseizoen voor de deur en bereidt Olaf zich voor op de eerste belangrijke wedstrijd: de Residentie Cup. “De top tien van een klassement over 500, 1.500 en 3.000 m plaatst zich rechtstreek voor het NK. En ja, die plekken wil iedereen natuurlijk. Ik werk zo hard mogelijk om dat te bereiken.” Daar is niks aan gelogen, want de Heinoër traint negen keer in de week. Een klein deel daarvan is thuis, maar meestal reist hij naar Utrecht, Deventer of Heerenveen. Daarnaast volgt hij ook nog de studie Sport & Bewegen en wil hij straks doorstuderen voor sportfysiotherapeut. “Of ik nog wel tijd heb voor een sociaal leven? Nou eigenlijk niet”, vertelt Olaf. “Ik zie mijn vrienden niet heel vaak, het is eerder een uitzondering als ik er wél ben. Die keuze maak ik ook wel heel bewust. Ik train soms een halfjaar voor een wedstrijd, dat ga ik niet in één dag verpesten. Daarnaast beginnen mijn vrienden het uitgaansleven een beetje te ontdekken, maar daar heb ik weinig mee. Ik zie er gewoon het nut niet van in. Dat komt vooral omdat ik een duidelijk doel voor ogen heb; ik wil iets doen waar ik trots op kan zijn. Voor mij is dat schaatsen. En nee, tuurlijk is dat niet altijd makkelijk, maar dat is logisch. Als het makkelijk zou zijn, zou iedereen wel topsporter worden.”
Voor dit seizoen heeft Olaf een duidelijk doel: zich plaatsen voor het NK en daar goede wedstrijden rijden. Toch probeert hij komend seizoen vooral te zien als ontdekkingsreis. “Het is afwachten wat het komend seizoen gaat brengen en welke stappen ik ga zetten. Voor mij is alles nieuw, dus van mijn trainer (voormalig bondscoach Jan Coopmans red.) moet ik dit vooral zien als leerjaar. Ik mag daarom eigenlijk niet van mezelf verwachten dat ik om de prijzen meedoe. Al hoop ik dat natuurlijk stiekem wel. Ik probeer mezelf in ieder geval zoveel mogelijk te verbeteren, PR’s zijn altijd het doel. Daarom heb ik ook een boekje waarin ik na elke wedstrijd opschrijf wat goedging en wat niet. Met die punten ga ik daarna aan het werk. Schaatsen is wat dat betreft best een harde sport. Je staat aan de start en weet: over een paar minuten ben ik zó verzuurd dat ik niet meer op mijn benen kan staan. Je ziet en hoort ook niks meer, alles wordt wazig en het is een gokje waar je de bocht moet inzetten. En daarbij komt het ook nog eens aan op details. Je schaatst tegen de klok en die houdt geen rekening met of je een misslag maakt en of je je wel of niet goed voelt. De klok loopt voor iedereen net zo snel.”
Allrounden
Hoewel vader Robert vooral bekend stond om zijn fantastische 10.000 m, ziet Olaf zichzelf meer als allrounder. “Begin dit jaar mocht ik al meedoen aan het NK allrounden voor junioren. Eerst was ik niet door de selectieprocedure gekomen, maar twee uurtjes voor de start hoorde ik dat iemand ziek was en dat ik toch mocht rijden. Zonder voorbereiding werd ik vijftiende. Dat zie ik toch wel als mijn mooiste prestatie tot nu toe.” Op dit moment liggen zijn specialiteiten vooral op de middellange afstanden zoals de 1500 en 3.000 m. Verder dan dat rijden de junioren ook niet, dus de komende jaren zal hij gaan ontdekken of hij de langere afstanden ook goed aankan. “Vanuit de KNSB wordt er geadviseerd om jezelf niet te vroeg te specialiseren”, vertelt Olaf. “Ik probeer mezelf daarom nu zo breed mogelijk te ontwikkelen. Al lijkt het me stiekem wel heel tof om in de toekomst de 10.000 m te mogen rijden.” Mocht het zover komen, dan is zijn vader er natuurlijk om hem van tips te voorzien. Dat is ook nu al het geval, want vader Robert staat altijd klaar met advies. “Hij weet precies hoe de wereld in elkaar zit en hij ziet alles. Dat is heel vaak fijn, maar soms….”, zegt Olaf grijnzend. “Bijvoorbeeld als ik iets wil doen met vrienden en hij zegt: ‘Is dat nou wel verstandig? Je hebt morgen een belangrijke wedstrijd.’ Soms ben ik te eigenwijs om te luisteren en ja, dan had hij na afloop toch gelijk. Al zeg ik dat dan niet tegen hem hoor, haha!”
Als topsporter in de dop, droomt Olaf natuurlijk van het allerhoogste. Eén specifieke prijs spreekt hem het meest aan: het WK allround. “Dat vind ik een hele coole titel. Dan kun je toch maar mooi zeggen: ik ben het beste in alle afstanden”, zo grijnst hij. “Daarnaast droom ik net als iedere schaatser natuurlijk ook van de Spelen. En dan natuurlijk geen vierde worden.” Olaf lacht hardop. “Daar plaag ik mijn vader nog graag mee, hoor. Maar eerlijk is eerlijk: als ik nu zou kunnen tekenen voor een vierde plek op de Olympische Spelen, dan zou ik dat doen. Het is een hele grote prestatie waarvan ik hoop dat ik die ooit mag bereiken.”