Oud-politicus en geschiedenisleraar leerde belangrijkste levensles van tante Jet
Zijn grootste levensles heeft historicus Egbert den Daas geleerd van tante Jet. “Loslaten. Daar gaat het om. Dat kan ik. Ik kan de knop omzetten.” Hoezo is de politicus dan beroemd in Heino? Zeker niet door los te laten. Integendeel. Egbert gedroeg zich tijdens zijn 28 jaar in de gemeenteraad juist als een terriër, beet zich vast, liet niet los, hield voet bij stuk en ging dóór.
We spreken Egbert den Daas aan tafel in het licht van zijn serre, met uitzicht op het groen in de tuin. Theepotje erbij, koekjes in de trommel. “Wonen vind ik heel belangrijk”, zegt hij. “Ik vind het fijn om vrij uit te kijken. Ik ben graag thuis, genoeg te doen. We hebben een kleinkind, ik lees veel. Mijn vrouw Meike en ik zitten graag in de tuin. Sigaartje roken. ’s Zomers buiten eten. Ik ga sowieso veel naar buiten, lopen met de hond, zeker anderhalf uur per dag. Ik sport tweemaal per week, ik leef bewuster dan voorheen. Het kan allemaal, nu ik baas ben over mijn agenda.”
Dat hij 37 jaar geleden is neergestreken in Heino, was toeval. “Na mijn studie geschiedenis in Utrecht, daar waar ik geboren en getogen ben, ging ik werken op een school in Zwolle. Boven in Overijssel wonen leek me niet leuk, te weinig bomen. We kozen Heino, vanwege het landschap, de landgoederen, het bos. Had ook Dalfsen kunnen worden trouwens.”
Egbert begon zich te bemoeien met de peuterspeelzaal waar zijn kinderen, een zoon en een dochter, destijds speelden. “Was allemaal vrijwilligerswerk. Altijd een gedoe met de ouderbijdrage en de te lage subsidie. Daarom ging ik dingen regelen.” De stap richting de politiek was toen niet groot en Egbert richtte met anderen een lokale afdeling van D66 op. Lang verhaal kort: gedoe en menselijke botsingen zorgden ervoor dat de eigenzinnige politicus na de gemeentelijke herindeling zijn eigen partij oprichtte, Lokaal Alternatief (LA). Daar werd Egbert den Daas beroemd mee. Eerst lokaal in Heino. Maar al snel werd hij een raadslid voor heel de gemeente.
Debater
Mensen zagen hem als een scherp debater. Een terriër, die vasthoudt en doorgaat. “Dat vond ik het leukst. Speuren, discussiëren, debatteren, pittige brieven schrijven. Ja, die pittige brieven, daar heb ik altijd dondersveel plezier aan beleefd. Vervolgens dook de pers daar dan weer op. Als er een kwestie was, liet ik dat eerste een tijdje borrelen. Dacht ik erover na. En dan, dan ramde ik er in een kwartiertje een brief uit. Ironisch, scherp geformuleerd.”
Standpunt
En hoezo beroemd? Is Egbert den Daas niet berucht? “Mensen die je niet mogen, die hoor je vaak niet. Bovendien ben ik niet zo’n sociaal dier. Ik mag best wel een praatje maken voor de gezelligheid, maar in wezen ben ik een einzelgänger. Ik investeer dan ook te weinig in persoonlijke contacten. Niet altijd verstandig, maar zo is mijn aard. Bij mij werkt het zo: ik heb een standpunt, daar heb ik goed over nagedacht. Dat kan ik vrij aardig verwoorden. Als anderen dat niet oké vinden, dan lig ik daar niet wakker van. Doelgericht en zakelijk praten, maar altijd met gevoel voor humor. Volgens mij weet je op die manier je gehoor het meest te boeien. Zo gaf ik ook altijd geschiedenisles op school.”
“Misschien heb ik te weinig geïnvesteerd in gesprekken. In campagne voeren. Bovendien zit ik niet op social media. Helpt ook niet. Ik dacht dat mensen wel op me zouden stemmen. Maar ik moet toegeven dat anderen het bij de laatste verkiezingen beter hebben gedaan. Ik heb mijn status overschat. Een affiche en wat advertenties, dat was onze hele campagne. Dat bleek te weinig.” Hij doelt op zijn verlies bij de laatste gemeenteraadsverkiezingen in 2022. Na zijn jarenlange staat van dienst werd Egbert den Daas in één klap door de kiezers buitenspel gezet. “Verlies is nooit leuk”, zegt hij met gevoel van understatement. “Het was duidelijk. Niet eens een restzetel. Een enorme klap. Ik had te weinig signalen serieus genomen. Zat ik thuis toen het bekend werd. Ik had corona. Dat was een treurige aangelegenheid.”
Terugblikkend zegt hij: “Ik heb het lang gedaan, 28 jaar. De laatste jaren werd het werk taaier. Raadpleinsessies die te lang duurden. Ik had ook de schurft aan de presentaties die werden gehouden. Duurde veel te lang. Ik las de stukken altijd vrij goed door en als er dan zo’n veel te lange presentatie was waar alles opgelepeld werd, kon ik echt nijdig worden. Ik hamerde erop. Een goede presentatie kan in tien minuten. Maar een stevige discussie daarentegen”, zegt hij met pret in de ogen.
“Daar kon je me ’s nachts voor wakker maken. Vooral tijdens de tweede termijn. Heerlijk. Reuring maken. Hou ik van. Zoals tegen wethouder Wagenmans, die het overigens altijd sympathiek oppakte. Ik moest dan alleen oppassen dat ik het niet té leuk begon te vinden en te veel ‘zendtijd’ ging gebruiken. Soms werd ik té hard in een debat. Dan kreeg ik nietszeggende antwoorden en wilde ik de waarheid boven tafel krijgen. Ben ik niet trots op. Zoals bijvoorbeeld bij de kwestie van het Raalter sociaal werkbedrijf. Pakte ik wethouder Van Loevezijn erg hard aan. Dat had wel een tandje minder gekund. Ik heb geprobeerd altijd menselijk te blijven, wel scherp, maar realistisch. Belangrijk voor de menselijke verhoudingen vond ik het napraten tijdens de informele bijeenkomst na ieder vergadering. Gezamenlijk stoom afblazen. Politiek is ook een spel. Dát vond ik leuk. Waar ik wél trots op ben? De verbouwing van het oude gemeentehuis tot woningen. Dat kwam door LA in een stroomversnelling. Of de verlichting van de Nicolaaskerk. Die was ineens weg. Dat viel mij op, en daar heb ik wat aan gedaan. Of de Molenweg met de fietssuggestiestrook. Ik heb veel voor Heino op de agenda kunnen krijgen. Trots ook dat niemand over mij heen kwam in een debat. Ik moet er wel bij zeggen dat ik praktisch altijd in de oppositie heb gezeten. Ik kon afwachten tot er iets misging. En dan vond ik het een uitdaging om oplossingen te bedenken. Zoals met die klokkenluider waardoor de kwestie van de Zegge VII aan het licht kwam. En dan het speuren naar de waarheid. Toen de beruchte buisjes zoek waren. Het was een heel bijzonder dossier, waar ik veel energie in heb gestoken. Ging ik weer naar het gemeentehuis om alle rapporten in te zien. Kwamen ze op het gemeentehuis aanzetten met een uittreksel. Nee, zei ik dan, ik wil per se de originelen inzien. Dat voelde voor mij als bronnenonderzoek dat ik deed op de universiteit. Een zoektocht. Ja, daar ben ik trots op. De persoonlijke verhoudingen zijn wat mij betreft altijd goed geweest. Dat komt ook door dat loslaten. Ik had een tante, Tante Jet. Ze is 103 jaar oud geworden. Toen ze al op hoge leeftijd was, nam ik haar minstens een keer per maand mee in de auto. Reden we rond in Utrecht, beetje rondkijken en praten met na afloop een smakelijke maaltijd. En toen zei ze regelmatig: ‘jongen’, ik was toen een vijftiger, maar ze noemde me ‘jongen’. ‘Jongen’, zei ze: ‘Loslaten, daar gaat het om.’ Dat heeft op mij indruk gemaakt. Het klopt, loslaten is essentieel. Dan kun je de stress laten gaan. Ik heb, net als zij, het vermogen om los te laten. Klaar. Niet meer mee bemoeien. Niet dat ik nonchalant ben, nee, ik knokte voor de actuele dingen. Maar als iets niet lukte, raakte ik niet gefrustreerd. Ik kon loslaten, en weer doorgaan.”
En zo doet hij het nu nog steeds. Op zijn 65e is Egbert (nu 68) met pensioen gegaan en vorig jaar nam hij onvermijdelijk afscheid van de gemeentepolitiek. Hij werd bij zijn afscheid benoemd tot Lid in de Orde van Oranje-Nassau. “Raadswerk heb ik altijd naast mijn werk gedaan, ik vond beide leuk. Zoals de Chinese filosoof Confucius zei: ‘Geef me werk dat ik leuk vind en ik hoef nooit meer te werken.’ Zo voelde het allebei voor mij. Na de laatste verkiezingen besefte ik me dat ik te gemakzuchtig ben geweest. Ik had weinig campagne gevoerd, dacht dat het vanzelf wel goed zou komen. Mensen kenden me toch? Maar dat bleek een misrekening.”