Hoezo topsport in Heino?
De ‘Tank van Heino’ leeft voort in de voetbalharten
Ten tijde van het gesprek staat vv Heino op het punt om kampioen te worden in de 3e klasse B. We komen dus al gauw op de hoeveelheid titels, die hij zelf als speler in de wacht heeft gesleept. Het antwoord van Ronnie Lindeboom (45) is even verrassend als onrechtvaardig: nul! De man, die jarenlang vele verdedigers in de vierde klasse in de luren legde, heeft nooit het genoegen gehad om op de platte wagen door het dorp te rijden. Natuurlijk vindt hij dat jammer, maar wat rest, zijn de geweldige herinneringen aan ruim tien jaar in het vaandelteam van vv Heino.
Hij weet nog precies wat zijn laatste wedstrijd was. Uit tegen ABS in Bathmen. ‘Ik was eigenlijk al gestopt, maar het team stond er niet zo goed voor en ze hadden een paar keer behoorlijk dik verloren. Ze vroegen of ik terug wilde komen. Dat ging goed tot die bewuste ontmoeting in Bathmen. Op een gegeven moment hoorde ik de coach tegen zijn spelers zeggen dat ze me maar eens flink te grazen moesten nemen. Nou, dat is ook gebeurd. Ik hield er een behoorlijke knieblessure aan over, die me een half jaar aan de kant hield. Daarna heb ik nooit meer gespeeld’, aldus Lindeboom, die in zijn carrière verder eigenlijk nooit met blessureleed te maken heeft gekregen. Behalve dan die ene keer… ‘Ik wilde na een doelpunt van vreugde de bal uit het doel schieten en bleef toen met mijn voet in het net hangen. Met als resultaat: verrekte kniebanden.’
De bonkige spits was geliefd bij de eigen harde kern en gevreesd door veel tegenstanders. Zijn bijnaam ‘De Tank van Heino’ liet wat dat betreft aan duidelijkheid niets te wensen over. Als hij eenmaal de versnelling had gevonden, dan vielen de verdedigers om als kegels op een kegelbaan. Zo groot als zijn gestalte is, zo klein is echter zijn hart. De nummer 13 van weleer is een bescheiden man, die niet zo graag praat over zijn eigen verworvenheden. ‘We hoorden wel dat we als team een aardige reputatie hadden’, bagatelliseert hij zijn prestaties. ‘We draaiden vrijwel altijd bovenin mee, maar konden dat laatste stapje net niet maken. Of de tegenstander was te goed of we wisten het zelf niet af te maken.’
Gevraagd naar zijn mooiste ervaring komt hij (natuurlijk) uit bij de legendarische kampioenswedstrijd tegen Lemelerveld. De laatste wedstrijd van dat seizoen. Lemelerveld kwam als koploper naar Heino en had aan één punt genoeg. Bij een overwinning zou vv Heino ‘op kousenvoeten’ de titel pakken. ‘De avond voor de wedstrijd gingen we gewoon naar het toenmalige café Oortwijn. Thuis zitten? Nee, dat kwam niet in ons op. Waarom zouden we het voor de laatste wedstrijd ineens anders moeten doen? Pas toen we gingen warmlopen op het hoofdveld, zagen we dat de tribunes stampensvol zaten. Je merkte aan alles dat het een speciale wedstrijd was, we voelden ons even profvoetballers. En toen het eenmaal begon, was het gejoel over en weer niet van de lucht en de supporters gooiden zelfs met tomaten naar elkaar.’
De thuisclub kwam op een 1-0 voorsprong en dat zorgde natuurlijk voor groot feest op en langs het veld. Tien minuten voor tijd zette Lemelerveld echter een domper op de feestvreugde door de 1-1 op het scorebord te zetten. Met dat ene puntje mocht Lemelerveld zich tot kampioen kronen. ‘We waren er verschrikkelijk dicht bij, maar het mocht niet zo zijn’, verzucht hij.
Nog steeds staat deze wedstrijd tegen buurman Lemelerveld gegrift in de geheugens van zowel supporters als spelers. Er was strijd, er was spanning en het kende een apotheose, waarop vele scenarioschrijvers jaloers zouden worden. Ook Lindeboom kan zich de wedstrijd helder voor de geest halen. ‘Het is net alsof de beleving in die tijd anders was dan nu. Dat heeft er wellicht mee te maken dat we veel meer derby’s speelden. IJsselboys, Zwolle, Lemelerveld, Dalfsen; noem ze maar op. Bijna iedere zondag stond er wel een streekderby op het programma.’
De Heinoër had zijn favoriete tegenstanders, maar ook ploegen, waar hij niet graag op bezoek kwam. Zo was Dalfsen altijd vervelend. ‘Daar was het publiek niet zo vriendelijk. Bijna vijandig zelfs.’ En SV Zwolle, daar heeft hij zoveel jaren later ook geen warme herinneringen aan.
‘Dat waren altijd hele kleine verdedigers en dat was voor een grote en brede spits als ik lastig voetballen. Als je ze maar iets aanraakte, lagen ze al op de grond en kregen ze van de scheidsrechter weer een vrije trap mee. Nee, ik speelde graag tegen ploegen als Heerde en Roda Deventer. Fysiek sterke ploegen met solide verdedigers met wie ik mooie duels heb uitgevochten. Een kwestie van incasseren en uitdelen.’
Tien jaar lang was hij een zekerheidje in het eerste van de voetbalclub uit zijn woonplaats. Was hij zo goed of waren er niet voldoende spelers die van het juiste niveau of uit het juiste hout gesneden waren? ‘Hou het maar op een gebrek aan concurrentie’, zegt Lindeboom lachend. ‘De keuze uit spitsen was in ieder geval minder groot dan de keuze uit verdedigers. Het was bijna een automatisme dat ik er in stond, maar we hadden in die tijd ook een heel hecht team met weinig wisselingen.’
In zijn glorietijd was Lindeboom geen spits die goed was voor heel veel doelpunten. Zo’n tien tot vijftien treffers in een seizoen, maar daarnaast was hij een belangrijk aanspeelpunt. ‘Ik vond het ook fijn voetballen met een technische speler in mijn rug, zoals Paul Eijkelkamp. Dat was heerlijk kaatsen. Hij speelde ‘m in, ik beschermde de bal en legde ‘m daarna terug om ruimte te maken voor een afstandsschot. Ik vond het een genot om die duels in de 16 meter aan te gaan. Alleen het niveau van de scheidsrechter wisselde nog wel eens. De ene arbiter voelde de wedstrijd beter aan als de ander. In het begin van de wedstrijd had je al gelijk in de gaten hoe het er de rest van de middag aan toe zou gaan.’
De huidige leden van de selectie van vv Heino hebben (voor zover ze uit Heino komen) ongetwijfeld over Ronnie Lindeboom gehoord. Maar, voor de jongere lezers, die de naam helemaal niets zegt, met welke speler uit de eredivisie zouden we hem het best kunnen vergelijken? De naam Danny Koevermans schiet door mijn hoofd, maar zelf komt hij direct met Dimitri Boelykin van ADO Den Haag op de proppen. ‘En in het verleden werd ik nog wel eens vergeleken met Horst Hrubesch.’ Die laatste vergelijking doet vermoedelijk het meest recht aan zijn kwaliteiten. Al is hij wel zo bescheiden om direct zijn eigen tekortkomingen op te lepelen. ‘Ik was houterig en ging soms teveel voor eigen succes. Als ik met de bal aan de voet het 16-meter gebied in kwam, kon ik oogkleppen opkrijgen. Zette de actie dan te lang door, terwijl het beter was om af te spelen. En dat kreeg ik dan ook wel te horen, lacht hij.
Het is al weer een hele tijd geleden dat Lindeboom de voetbalschoenen aan de wilgen heeft gehangen. Het kriebelt nog wel eens, geeft hij toe, maar het kan niet op tegen de vrijheid om in het weekend andere (gezins)dingen te kunnen doen. Wel is hij betrokken bij de vv Heino als leider van het meisjesteam, waarin zijn oudste dochter speelt. Ook is hij de contactpersoon voor het meisjesvoetbal binnen de vereniging. Het vrijwilligerswerk is volgens hem niet meer dan logisch. ‘In mijn actieve periode had ik al veel respect voor wat er achter de schermen allemaal gebeurde.’
De slotvraag zou iedereen hebben gesteld: heeft hij nog ergens spijt van? Maar, bij Lindeboom de vraag stellen is hem in dit geval eigenlijk ook beantwoorden: ‘nee.’ Al is hem misschien ooit wel de kans ontnomen op een profcontract. ‘In de A1 was ik even in beeld bij FC Zwolle, maar mijn ouders wilden dat ik voorrang gaf aan school. Dat neem ik ze overigens helemaal niet kwalijk, want je moet er wel veel voor laten om het profvoetbal in te gaan. Als mijn dochter ooit wordt gevraagd voor bijvoorbeeld FC Twente zullen we er ook goed over moeten nadenken. We leven weliswaar in een andere tijd, maar het kost veel tijd en je haalt een deel van de jeugd weg dat je niet meer over kunt doen.’